“Ik begon de zoektocht naar mijn oom in 2015, met het ontcijferen van zijn dagboek. In dat dagboek beschreef hij zijn belevenissen als missionaris in Oeganda tussen 1923 en 1925. Hij deed dat nog in de oude spelling, met dubbele klinkers in woorden als oogenblik en heeren, en met sch in menschen en frisch. Ook de z schreef hij nog met een staart eraan. Het was een moeilijk te ontcijferen handschrift en de inkt was op sommige plaatsen erg licht geworden. Omdat ik zijn belevenissen goed wilde volgen, zocht ik ook de plaatsen op die hij in zijn dagboek noemde. In sommige gevallen leverde dat een complete speurtocht op via het world wide web, omdat het ook regelmatig om kleine gehuchten ging. In het begin streden ‘opgeven’ en ‘uitdagen’ nog om voorrang, maar toen Dirks verhaal me eenmaal in de greep had, sloeg ik ieder vrij uurtje zijn dagboek open. Na het ontcijferen van zijn eigen verhaal, ging ik op zoek naar informatie over de jaren vóór en ná zijn dagboek. Via familie kreeg ik brieven, foto’s en artikelen uit toenmalige kranten toegestuurd en ook in de archieven van de congregatie waar Dirk voor werkte, kwam ik veel informatie tegen. De puzzelstukjes kwamen bij elkaar door de schriftelijke toelichting van een oud-missionaris die in hetzelfde gebied als Dirk had gewerkt.”